Een kenmerk van het nieuwe antibioticum beleid is, dat de keuze voor een bepaald middel zoveel mogelijk onderbouwd moet worden : dit betekend, dat naast het klinisch onderzoek in de stal er aanvullend onderzoek moet gebeuren.
Aanvullend onderzoek behelst dan monstername ( bv mest , neusswabs, punctie materiaal, monstername na bedrijfssectie ) , maar ook insturen voor sectie naar de GD.
Veelal wordt het monstermateriaal opgestuurd naar de GD voor aanvullend onderzoek : onderzoek op de oorzakelijke verwekker ; veelal is dat bacteriologisch onderzoek ( ‘ op kweek zetten ‘ ) en bijbehorende gevoeligheidstest : de gekweekte bacterie wordt dan getest op gevoeligheid voor diverse antibiotica ; daardoor is gericht behandelen met een werkzaam antibioticum geborgd. Daardoor krijgen we als kalverartsen ook zicht op welke ziekteverwekkers er spelen en voor welk antibioticum ze gevoelig zijn.